- Een natte mei, brengt boter in de wei.
- Als het dondert in mei valt er dikwijls hagel bij.
- Avonddauw en zon in mei, hooi met karren op de wei.
- Dauw in mei en april maken goede augustus en september.
- Donder in mei geeft gras in de wei.
- Het onweer in de mooie mei, doet ‘t koren bloeien op de hei.
- Donder in mei, zingt de boer : jochei !
- Veel onweer in mei, maakt de boeren blij.
- Een bijenzwerm in mei, goed teken voor de wei.
- Een koude mei, een gouden mei.
- Einde van mei, staartje van de winter.
- Is mei nat, de droge juni volgt zijn pad.
- Is het weer in mei zeer mooi, dan ziet de schuur maar weinig hooi.
- Koele mei, goed geschrei.
- Mei, koel en wak, brengt veel koren in de zak.
- Mei, koel en nat, vult de schuur en ook de zak.
- Mei, koel en nat, brengt koren in de schuur en spek in ‘t vat.
- Onweer in mei is een vruchtbaar getij.