- Droge maart, natte april, koele mei, vullen de schuur en de kelder erbij.
- Droge maart en natte april, dat is de boer zijn wil.
- Maartse zon en aprilse wind, schenden menig lieflijk kind.
- Maart niet te droog en niet te nat, vult de boer zijn kist en vat.
- Die zichzelve wel bemint, wachte zich voor maartse zon en aprilse wind.
- Komt men in maart onweer tegen, dan krijgt men in juli regen.
- Donder in maart, vorst in april.
- Natte maart, veel gras.
- Een natte maart geeft veel lijnzaad.
- Koude in maart, dan een lente te paard.
- Een droge maart, is een zomer te paard.
- Autoruiten nu nog steeds bevroren, dat geeft straks veel koren.
- Zo menig vorst in maart, zo menig dauw in april.
- Lentemaands ruwheid geeft zomermaands luwheid.
- Maarte, maarte da’s een vuile taarte.
- Of hij komt of als hij scheidt heeft maart zijn gif bereid.
- Droogte en veel stof in maart, is de boer heel wat waard.
Naar boven scrollen